De Stilteruimte in het revalidatiecentrum waar ik werk, wordt nogal eens ‘oneigenlijk’ gebruikt. Er is tekort aan ruimte in het gebouw, en meermalen tref ik mensen die in de stilteruimte een plek hebben gevonden waar ze eens lekker rustig kunnen werken. Daar is de ruimte natuurlijk niet voor bedoeld. Het is een ruimte waar revalidanten zich in de hectiek van de revalidatie en therapieën even terug kunnen trekken om tot zichzelf te komen. In te keren en na te gaan waar ze hun kracht vandaan halen. Te ervaren wat hen bezig houdt. De Bijbel, de Koran en de Libelle liggen er gezusterlijk naast elkaar. Aan de wand hangen mooie gedichten, gemaakt door revalidanten. In de hoek staat een prachtig houten beeld. Ons geschonken door een verpleegkundige die een tijdje geleden is overleden.

Ook ik bezondig me wel eens aan ‘oneigenlijk’ gebruik. Bij mij valt het minder op, omdat ik geestelijk verzorger ben, en de Stilteruimte mijn ‘thuis’ is. Maar vorige week kon ik ook geen plek vinden om de liturgie voor de volgende zondag te maken, en dus nam ik mijn intrek in de Stilteruimte. Ik had er al een paar uur stevig zitten werken, toen er op de deur werd geklopt. Ik keek verstoord op, omdat ik dacht dat een collega haar intrek wilde nemen in de ruimte, om eens lekker ongestoord door te kunnen werken achter haar laptop. Deze keer was het iemand anders. Een mevrouw met een hoofddoek. Ik wist eerst niet goed wat ze wilde, en ze kon het ook niet zo goed duidelijk maken, omdat ze geen Nederlands sprak. Maar ze pakte het gebedskleed van de plank, en maakte duidelijk dat ze haar plicht als moslima wilde voldoen door tijd te nemen voor het gebed. Ik voelde me een beetje beschaamd, omdat ik zo verstoord had opgekeken, en wilde mijn spulletjes oppakken om snel te vertrekken. Maar ze maakte me zo goed als het ging duidelijk dat ik ‘gewoon’ door moest werken. ‘No problem!’, zei ze.

Dus zo kon het gebeuren, dat ik -met mijn rug naar haar toe- gewoon doorwerkte aan mijn liturgie voor de komende zondag, en zij achter mij op het gebedskleed haar gebeden sprak en deed. Zelden was ik me zo bewust van alle revalidatiegeluiden die in de Stilteruimte doordrongen: het slaan van de deur, het tikken van de krukken, de instructies van de therapeuten op de gang. Mevrouw en ik waren samen in een soort heilige ruimte. Niet door mijn geploeter achter de laptop. Wel door haar integere en intensieve manier van in gebed zijn. Ze fluisterde haar woorden, knielde, en was in de stilte. We waren minstens een half uur samen in dat kleine kamertje. De sfeer vulde zich met haar gebeden. Mijn liturgie was af. Opeens dacht ik: laat ik meebidden. Mijn handen vouwen en samen met deze mevrouw ieder vanuit onze eigen traditie de Eeuwige aanroepen. Tradities die vaak lijken te scheiden, maar ook tot grote verbinding kunnen leiden.

Anneke van der Velde

Voorganger Vereniging van Vrijzinnigen