We waren op een verjaardag en we deelden vakantieverhalen. Iemand vertelde over wadlopen en over hoe heerlijk hij het had gevonden. Helemaal naar Schiermonnikoog, door het slik, over een zandbank, in de onmetelijke ruimte en wijdte van het wad. Mijn eerste reactie was dat het niets voor mij zou zijn, dat ‘geploeter door de modder’. Het zuigende slik aan je schoenen, het lostrekken van je benen, ver weg zakken zonder bodem onder je voeten te voelen, steeds vermoeider worden en toch door moeten zetten: het leek mij bij uitstek een activiteit waar mijn stemming niet beter van zou worden.

Mijn gesprekspartner gaf het niet op. Hij vertelde wat hij eraan beleefde, en dat werkte overtuigender. Hij vertelde over de schoonheid van de natuur die je overdondert tijdens het wadlopen. Over de wormpjes die naar boven komen kruipen en mooie kringen achterlaten, over de vogels die overvliegen, en hoe hij zich daarbij tegelijkertijd nietig voelde, maar ook een onmisbaar deel van het grote geheel van de natuur. Eén met het al -zo zei hij- één met hoe de wereld is bedoeld. En -zo sprak mijn niet kerkelijke gesprekspartner verder- ‘je zou het een goddelijke ervaring kunnen noemen, maar dat is natuurlijk overdreven…’

Dat bleef bij mij hangen. Kennelijk had hij iets meegemaakt wat te groot en te mooi was voor zijn dagelijkse bevattingsvermogen. Kennelijk had hij iets ervaren dat hem een vermoeden en een vaag idee gaf van iets wat de platte aardse werkelijkheid overstijgt. Een vermoeden van een wonder, dat zich laat zien in de natuur, en zich laat kennen in het menselijk ervaren. Iets prachtigs. En toch durfde hij het niet ‘goddelijk’ te noemen. Want ‘goddelijk’, dat hoort bij de kerk, bij de kerkdienst, bij de geloofsbelijdenissen en woorden waar hij zich niet bij thuis voelt. Waar hij niet bij kan, of niet bij wil horen. Jammer is dat, dat we kennelijk het ‘goddelijke’ zó hebben opgesloten in kerken, in vormen, en woorden, dat mensen die daar niet in thuis zijn huiverig zijn om datgene wat ze in hun leven als wonderlijk, overstijgend en helend ervaren ‘van God’ te noemen. Dat ze zich haasten om te zeggen dat dat natuurlijk overdreven is. Want God hoort immers thuis in kerken en kathedralen.

Ik ga toch maar wadlopen; ik ben wel toe aan een ‘goddelijke ervaring’, ook al verkeer ik wekelijks in de kerk.

Anneke van der Velde,
Voorganger Vereniging van Vrijzinnigen,
veld5834@planet.nl