Hij zit tegenover me. Een stoere, brede man van eind vijftig met een grijze kuif. Hij is bij de commando’s geweest en werkt nu als bewaarder in een justitiële inrichting. Hij heeft de hoogste graad in een Indonesische verdedigingssport behaald, maar heeft als hobby het beschilderen van kerststal- figuurtjes. Hij heeft er al driehonderd gemaakt. Zijn vader leeft nog en komt vaak ‘s avonds op bezoek. Een kleine compacte man die zijn leven lang bij de marine is geweest. Hij schold zijn zoon vaak goedmoedig uit voor ‘zandhaas’. En nu zit zijn zoon in het revalidatiecentrum, in een rolstoel, omdat het herseninfarct een halfzijdige verlamming met zich mee heeft gebracht.

Ik vraag hem hoe hij het revalideren ervaart. ‘Vechten’ is het eerste woord dat bij hem op komt. Niet verwonderlijk natuurlijk. Hij vertelt dat hij bij de commando’s mentale en fysieke handigheden heeft geleerd om de gevolgen van het herseninfarct goed te lijf te gaan. Hij hoeft niet terug te kijken en is ook op niemand boos. ‘Ik heb alles gedaan wat God verboden heeft’, zegt hij, ‘en dit is het gevolg. Ik weet wel dat een herseninfarct je zomaar kan overkomen, maar ik leefde super ongezond, en ik denk dat ik dit over mezelf heb afgeroepen, al zegt de dokter iets anders. Nu moet ik vechten om zo goed mogelijk te herstellen, want vertel mij eens waarom ik dat niet zou doen.’ En hij verhaalt over zijn vrouw met wie hij al 30 jaar getrouwd is en over zijn kinderen. Ook de jaarlijkse verblijven in Griekenland zijn het waard om voor te vechten, en natuurlijk ook een beetje de figuren in de kerststal…

Hij is Rooms Katholiek van geboorte, maar al heel lang niet meer praktiserend. ‘Alleen als het écht noodzakelijk is’, zegt hij. Ik verwacht dat hij bedoelt dat hij het geloof bewaart voor verdrietige en moeilijke situaties, zoals de hersenbloeding die hem is overkomen. Maar dat bedoelt hij niet. Hij wil zeggen, dat je pas om hulp mag vragen als je eerst je volle verantwoordelijkheid hebt genomen als mens. Zolang je er zelf nog iets aan kunt doen, moet je niet ‘gemakkelijk’ om hulp bij de Allerhoogste vragen’.. zegt hij. Ik reageer dat het soms toch wel fijn is om als mens het steuntje in de rug van de Eeuwige te voelen, ook al zijn veel ellendige situaties je eigen verantwoordelijkheid. Maar voor die situaties – zegt hij – heeft hij zijn overleden moeder. Hij voelt haar nog volop aanwezig in zijn leven, en nu, tijdens dit revalidatieproces voelt hij haar warme steun in de rug. De ‘Allerhoogste’ bewaart hij voor de noodsituaties waarin hij zelf niet verantwoordelijk kan zijn, en zijn moeder het af laat weten.

Misschien is God ook niet zo noodzakelijk als er een alomtegenwoordige moeder met je meereist in je leven…

Anneke van der Velde

Voorganger Vereniging van Vrijzinnigen