Ze heeft het allemaal meegemaakt. Corona. Piety van den Berg (83), bestuurslid van de VvV. ‘Ik dacht dat ik dood ging’, vertelt ze eind augustus, als ze haar verhaal doet. Nog steeds is ze vermoeider dan voorheen, maar dood is ze beslist niet. De vrouw die ik een aantal jaren geleden leerde kennen – en meteen in mijn hart sloot – oogt nog steeds even vitaal als voorheen. ‘Ik wist dat je zou langskomen, dus ik heb vanmiddag maar even een dutje gedaan.’ Ze zegt het ietwat beschaamd, want tot vóór corona had ze helemaal geen dutje nodig om de energie weer op te laden. ‘Dat virus doet toch iets met je…’ Haar verhaal (niet deze weergave) verscheen onlangs in de Krachtbundel van IJsselheem. Ook werd ze door TV Oost geïnterviewd over haar ervaringen (de video vind je hier).
Tijdens haar ziekbed viel ze ‘wel een kilo per dag af’. ‘Ik dacht echt dat ik dood ging’, vertelt ze. ‘Dood gaan is hartstikke koud’, zegt ze met een glimlach. ‘Mijn lichaam kon zichzelf niet meer warm houden.’ Ze vroeg in het ziekenhuis, op een speciale afdeling voor coronapatiënten, om haar elektrische deken, maar die mocht ze niet laten brengen. ‘Te gevaarlijk, zeiden ze.’ Ook een kruik mocht ze niet. ‘Ik kreeg een zak met kersenpitten, die in de magnetron werd opgewarmd. Dat gaf heel even een beetje warmte…’
Risicogroep
Piety realiseert zich dat ze ‘geluk’ heeft gehad. Gezien haar leeftijd, én gezien het feit dat ze diabetespatiënt is, behoort ze duidelijk tot de eerder gedefinieerde ‘risicogroep’. ‘Maar ik denk dat het mijn tijd nog niet was’, grapt ze inmiddels weer als vanouds. ‘Ik denk dat Hij ervan overtuigd is dat ik hier nog wat te doen heb.’
Hoe het allemaal begon: ‘Eigenlijk begon het vlak na mijn staaroperatie’, vertelt ze. ‘Ik kwam die dag terug van Velp, waar ik mijn operatie had gehad, en voelde me bij thuiskomst al niet zo lekker.’ Natuurlijk dacht ze toen nog niet aan corona – tenslotte wisten we nog maar nauwelijks van het bestaan van dit virus af -, maar gaf ze de naweeën van haar staaroperatie de schuld. ‘Ik voelde dat ik maar even niets moest eten. Ik ben eigenlijk meteen naar bed gegaan.’ Ze verwachtte de volgende dag er wel weer helemaal te zijn, maar dat liep anders. Haar darmen raakten van streek, ze bezocht regelmatig de wc en moest zelfs overgeven. ‘Het was allemaal zeer onsmakelijk. Je kunt het je vast allemaal wel voorstellen’, zegt ze en trekt een vies gezicht. Ze belde destijds meteen met haar dochter Marieken, die in Kampen woont, deed haar verhaal en wilde het liefst alleen maar slapen. ‘Ze brachten me van het tehuis eten (Piety woont in een appartement in huize Margaretha van IJsselheem, AdJ), maar daar had ik helemaal geen zin in.’
Corona
Uiteindelijk werd, na enkele dagen, thuiszorg gewaarschuwd. ‘Die durfden niet bij me in de buurt te komen. ‘U heeft vast corona’, riepen ze. Ik was tenslotte flink aan het hoesten en had koorts.’ Ook kon ze nog steeds niets binnenhouden. ‘Er kwam een dokter langs, helemaal in een beschermend pak gehesen, die een test bij me afnam’, vertelt ze. ‘Inmiddels raakte ik helemaal uitgedroogd van de koorts, de diarree en het overgeven.’ Het was duidelijk: dit ging van kwaad tot erger. Dit was niet zomaar een ‘griepje’ dat vanzelf wel weer over zou gaan. Dus werd in het weekend de weekendarts gebeld. Die liet haar met spoed naar het ziekenhuis vervoeren. ‘Ik heb suiker, dat ging flink omhoog.’ Ook haar bloeddruk vloog omhoog. Piety: ‘Er werden onder andere hartfilmpjes gemaakt. Kortom: alles werd in gang gezet om te kijken wat ik allemaal mankeerde en hoe ze me beter konden maken.’
Ze kwam in een ziekenhuisomgeving met ‘allemaal coronapatiënten in een grote ruimte met gordijnen’. ‘Ik kreeg een infuus om zo mijn uitdroging tegen te gaan. Ik hoorde de hele dag een hoop gepiep’, vertelt ze. ‘Om mij heen was het de hele dag een drukte van belang; een hele hoop gedoe.’ Het was een heftige, vreemde tijd, herinnert ze zich. Een tijd ook met koortsdromen. ‘Mijn hele leven ging aan me voorbij’, grinnikt ze. ‘Maar over de verzorging niets dan lof!’ Na drie dagen kon ze van de IC af en werd ze op een rustige afdeling geplaatst.
Revalidatie
Langzaamaan werd ze weer wat beter. Al zorgde de antibiotica ook voor een minder prettig effect: ‘De helft van mijn haar viel uit’, zegt ze. ‘Maar soms komt het weer terug, zeiden ze.’ Ze haalt haar handen door haar mooie witte haar. Voor zover ik kan zien is het allemaal weer terug. ‘Ik moest veel eiwitten eten om weer aan te sterken’, gaat ze verder. ‘Veel slagroom ook. Dat vind ik normaal erg lekker, maar het kwam me op een gegeven moment echt wel de neus uit.’
Na een maand op de ziekenboeg, mocht ze naar een afdeling op de bovenste verdieping van Isala; de afdeling revalidatie. ‘Ik was flink verzwakt en kon niet meer lopen. Op die afdeling kreeg ik fysiotherapie.’ Het hielp haar, na welgeteld een maand, weer op de been. ‘Die zusters waren geweldig, zo liefdevol!’ Twee maanden nadat ze het ziekenhuis was ingegaan, was ze weer thuis.
Hoe voelt ze zich nu? ‘Ik voel me blij en opgewekt’, vertelt Piety. ‘De vermoeidheid is er nog wel en gaat misschien ook nooit meer weg, maar al met al ben ik verschrikkelijk dankbaar dat ik het heb gered…’ Ze komt aanlopen met een grote schoenendoos. Het zit vol met kaarten. Ze glimlacht van oor tot oor. ‘Al die aandacht tijdens mijn ziekbed; het heeft me zo enorm goed gedaan…’
Herinneringen
Nog steeds herinnert ze zich de nare koortsdromen. Over haar scheiding en over wat dat met haar vier kinderen heeft gedaan… ‘Ik ben 25 jaar getrouwd geweest en was ineens zijn liefste niet meer. Toen ben ik zelf maar weggegaan.’ Het heeft haar tot de zelfstandige en zelfredzame vrouw gemaakt die ze nu is. Ook herinnert ze zich ‘de bezoekjes’ van haar moeder, die verscheen toen ze dacht dat het leven uit haar zou wijken. ‘’Ach kind, er zijn ergere dingen in het leven’, zei mijn moeder altijd als ik verdriet of pijn had. En ik hoorde het haar toen weer zeggen. Mijn moeder was er om me te troosten. Maar, heel eerlijk: bang om te sterven ben ik nooit geweest. Ik heb een mooi leven gehad.’ Een leven dat nog niet voorbij is, want de 83-jarige krasse dame gaat nog steeds – weliswaar met rollator – op stap. En straks trekt ze er in de camper van vriend Gerrit, weer lekker samen met hem op uit.
Wat is haar het meest bijgebleven van die periode uit haar leven? Ze denkt even na en noemt dan verschillende momenten, waaronder: ‘Ik had zelf geen last van mijn luchtwegen of longen, maar er waren veel mensen die dat wel hadden. Zoals een man die ik iedere dag flink hoorde hoesten, alsof hij zijn longen eruit wilde hoesten. Toen ik hem op een gegeven moment niet meer hoorde, wist ik: die is dood.’ Toch was het niet allemaal treurnis, benadrukt ze. ‘Ik heb ook veel gelachen met andere patiënten, zoals een man uit Staphorst, die altijd meteen begon te eten. ‘Moet je niet eerst even bidden?’ vroeg ik hem. ‘Mag dat hier dan?’ vroeg hij.’ Ze lacht weer vrolijk om deze anekdote. ‘En mijn vier dochters hadden een app-groep – waar ik natuurlijk geen deel van mocht uitmaken. Op een gegeven moment vertelde Marieken dat ze in de app hadden geschreven ‘mama, we bidden voor je’. Daar moest ik erg om lachen. ‘Maar jullie zijn helemaal niet gelovig…’’ Het voelt goed om haar lach te horen. Piety is weer terug.
Door Alex de Jong @ Attest Communicatie