‘Zondag 6 januari is het drie koningen. De eerste keer in het nieuwe jaar dat we bij elkaar komen’, vertelt voorganger Anneke van der Velde over de dienst zij dan zal voorgaan. ‘Het verhaal van de drie magiërs zal centraal staan. Waar waren zij naar op zoek, en wat vonden zij?’

‘T.S. Eliot heeft hier een prachtig gedicht over geschreven, vertelt ze. ‘Dat gaan we lezen. En we staan stil bij wat we elkaar nu écht willen toewensen in het nieuwe jaar. Is dat rust en gezapigheid? Of onrust, ongemak en durf? Waar nodigt het kind van Bethlehem toe uit?’ We zingen, lezen, overwegen, en na de dienst wensen we elkaar het allerbeste voor 2019.

De betekenis
Driekoningen wordt ook wel ‘Epifanie’, of de ‘Openbaring van de Heer’ genoemd. Het is een christelijke feestdag die elk jaar op 6 januari wordt gevierd. Op deze dag wordt de Bijbelse gebeurtenis herdacht van de wijzen uit het oosten die een opgaande ster zagen en daarop de koning der Joden gingen zoeken. Ze kwamen in Bethlehem en vonden daar Jezus. Naar alle waarschijnlijkheid wordt hier gezinspeeld op het visioen van Bileam, de ziener in Moab die een ster uit Jacob zag opkomen. De drie wijzen dragen verschillende namen. In het Grieks werden ze Apellius, Amerius en Damascus genoemd; in het Hebreeuws Galgalat, Malgalat en Sarathin en in het Latijn/Perzisch Caspar, Melchior en Balthasar. Naar verluidt zouden de wijzen respectievelijk 20, 40 en 60 jaar oud zijn geweest; getallen die de levenstijdperken van de volwassene symboliseren.

De Openbaring van de Heer is het eerste van drie feesten, samen met de doop van de Heer en de opdracht van de Heer in de tempel (2 februari), die thuishoren in de kerstcyclus, de tijd van Jezus’ kindertijd en jonge jaren. Het feest ontstond in de vierde eeuw in het oosters christendom en was oorspronkelijk bedoeld om de verschijning van de vleesgeworden Zoon van God op aarde te vieren. Daarbij werden de tekenen van Jezus’ goddelijkheid herdacht: de geboorte uit de maagd Maria, het bezoek en de aanbidding door de wijzen uit het oosten, gebeurtenissen uit Jezus’ jeugd en de doop van Jezus door Johannes de Doper.

De Kerk van de Latijnse ritus vierde de geboorte van Jezus echter steeds op 25 december. Met de overname van het feest van de openbaring op 6 januari door de Latijnse Kerk werd daarom alleen de aanbidding der wijzen herdacht, waarmee de bekendmaking van Christus aan de wereld wordt gevierd.

Magiërs
Matteüs 2:1-18 vertelt van de wijzen die het Kerstkind kwamen bezoeken, maar hun aantal wordt niet genoemd. In de latere kerstverhalen zijn er drie van gemaakt, wellicht omdat de wijzen drie geschenken aanbieden: goud, wierook en mirre. De Nieuwe Bijbelvertaling spreekt van magiërs in plaats van wijzen. De wijzen (mogelijk betreft het hier Perzisch-Babylonische astronomen, astrologen en natuurwetenschappers) zijn in de volksverhalen en bij Tertullianus koningen geworden omdat de tekst van Matteüs doet denken aan Jesaja 60,3.6: “Volkeren komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad. (…) Een vloed van kamelen zal u overdekken, dromedarissen van Midjan en Efa; alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen.” Onder invloed van deze tekst (en van Psalm 72:10) zijn de wijzen koningen geworden, die reisden per kameel.

Doopdag
Driekoningen was vroeger – net zoals Pasen – traditioneel een doopdag. Ter herinnering aan de doop vindt met Driekoningen de wijding van het water plaats. Die dag wordt er ook krijt gezegend door de priester, volgens appendix 6 van de Romeinse ritus. Met het wijwater kunnen huizen worden gezegend. Bij deze huiszegen schrijft men in vele landen met het gezegende krijt de letters “C+M+B” op de deur, waarbij men hoopt alle kwaad op afstand te kunnen houden. Dit blijft dan tot Pinksteren (of langer) op of naast de deur staan.

Kinderen lopen de avond voor Driekoningen in groepjes van drie verkleed met een kroon langs de deuren; een van hen heeft een zwart gemaakt gezicht. Ze dragen daarbij lampionnen en zingen. Als beloning voor het zingen krijgen ze eten, snoepgoed en geld. De lampionnen zijn een overblijfsel van een oude heidense gewoonte, waarin men fakkels droeg om boze geesten te verjagen. Het snoep dat wordt uitgedeeld, stamt van heidense offermalen. De Germanen mochten in de twaalf nachten van de nieuwjaarsfeesten geen peulvruchten (hun hoofdvoedsel) eten en de ‘heilige boon’ betekende het einde van die vastenperiode.

In huis werd Driekoningen met eten, drank en gezang gevierd. Jan Steen heeft dit weergegeven in het schilderij Het Driekoningenfeest. Bekend is het koningsbrood of de koningentaart die men bakt; er wordt een bruine boon of muntstuk in verstopt en degene die hem vindt is die dag “koning(in)”. Een gebruik is dat degene die de koning is, die dag de baas in huis mag zijn. De boon in de koek is ook afgeleid van heidense gebruiken (Bron: Wikipedia).